Introduction | Lyste van ses schilderyen die Vrouwe Anna Lenaerts, wettige huysvrouwe van d'Heer Gisberto van Goor, overlevert in bewaernisse aen d'Heer Benedetto Lenaerts ende syn geschildert soo deselve syne suster verclaerde als volcht (27 meerte 1673 in Antwerpen). Liste van verscheyde schilderyen die Vrouwe Anna Lenaerts, wettige huysvrouwe van d'Heer Gisberto van Goor, overlevert in bewaernisse aen d'Heer Benedetto Lenaerts ende syn geschildert so deselve syne suster verclaerde als volcht. Daernaer op den 28 der voors. maent van meerte soo verclaerde de voorn. Vrouwe Maria Anna Lenaerts de voors. schilderijen overgelevert te hebben aen haeren voorn. broeder Benedetto Lenaerts to versekeringe van partye rauwe swavel in Amsterdam berustende onder haeren manne ende Daniel Smout, toebehorende aen ditto Benedetto Lenaerts oft syns actie hebbende. Note in margin: De consignatie oft overleveringe van bovenstaende schilderyen en is niet geschiet, maer syn deselve gebleven ten huijse van d'Heert Peeter Wouters, doordijen Vrouwe Maria Anna Lenaerts de onderschreven acte niet en begeerde te teeckenen. The following act was passed before a different notary in Antwerp. Den 28 meert anno 1673 compareerden Mevrouwe Marianna Lenaerts, huysvrouwe van d'Heer Gisberto van Geer, vrijeheer van Thienhoven etc. ende heeft wettelijck machtich gemaeckt ende in haere stede gestelt, sulcx sij doet mits desen, d'Heer Jan Matthisines, advocaat etc. omme wt haer comparants naeme aen haeren broeder d'Heer Benedetto Lenaerts in bewaernisse te geven soodanige schilderijen en silverwerck, waervan gisteren pertinente specificatie is gemaeckt, op soodanige manier als den voor. gemachtichden sal goetvinden. Compareerde de voors. Mevrouwe ende heeft verclaert ende geattesteert waerachtich te sijn dat voor haer goet dwelck van Amsterdam tot Antwerpen is gevlucht, gecomen in den voorleden somer, sijn betaelt geweest ten vollen sijne Majesteits lisenten ende thollen, dwelck voors. goet ten deele wederom naer Amsterdam presentelijck wort gesonden. Postscript: Certificere ick onderschreven openbaer notaris t'Antwerpen residerende mij gevonden te hebben ten huijse van Pedro Wouters, hem afgevraght oft hij soude gelieven te laten volgen de goederen, die aen d'Heer Benedetto Lenaerts op gisteren sijn getransporteert bij sijn Masseur, verstaende Vrouwe Mari Anna Lenaerts, huijsvrouwe van Gisberto van Goor, vrijheer van Thienhoven etc.. voor den notaris Sebille. Die daerop vor antwoorde gaff: ick hoor ende ick sien ende sal geen laten volgen vooraleer ick voldaen ben. Item oft hij de goederen van [left blank] d'Heer van Goor oft Smout soulde laten volgen, gaf voor antwoort: laten geen volgen wt mijn huijs. Dienvolgens hebbe geprotesteert van costen, schaden ende intresten. Actum den 28e meert anno 1673. Signed H. Boonen, notarius. The paintings in the present inventory occur once more in an inventory of 23 August 1673, where they are said to be owned by Gisbertovan Goor, vrijheer van Thienhoven, packed in two cases and brought to the house of the Antwerp merchant Pieter Wouters. The inventory was drawn up at the request of Meester Johannes Matisius, advocate, with a procuration from Van Goor dated 16 August 1673 before notary Tiperandel. The witnesses are Jacob Pannesteel, procuror, and Marc Antoon Garibaldi, artful painter (Duverger, Antwerpse kunstinventarissen 9(1995), pp. 440-1). |
Commentary | 1672. In 1660, Gijsbert van Goor was listed as a member of an elite group of horse lovers in Amsterdam (Jaarboek Amstelodamum 65(1960), p.75). On 1 September 1667, Gijsberto van Goor, son of Cornelis Gysbertsz. van Goor, 60 (blotted), was betrothed to Maria Anna Lenaerts, daughter of Hendrick Lenderts and Barbara Barkin (?). The banns were proclaimed in Antwerp on 7 August 1667 (DTB 490/392). On 10 March 1669, Gijsbert van Goor and his wife Maria Anna Lenaerts had their son Johannes baptized in the Wester Kerck in Amsterdam in the presence of Cornelis Gijsbertsz. van Goor for himself and in the name of Henric Lenaerts and Agneta Jeans (DTB 106/329). Cornelis van Goor was Rembrandt's intermediary in the sale of paintings to Prince Ruffo of Sicily. |